woensdag 20 juli 2016

Het verhaal van onze onvrijwillige bekering

Van alle dingen die ik in Japan heb meegemaakt, beste lezers, zal deze me toch zonder twijfel bijblijven.

Het was gisteren weer een hete dag en we vertrokken pas tegen de middag in de hostel om te voet de buurt te verkennen en naar de Skytree te wandelen. We bezochten een prachtige Japanse tuin waarvan de vijver vol schildpadjes zat die naar je toekwamen als ze je zagen omdat ze hoopten lekkere hapjes te krijgen. We zagen ook een spin die zeker zo groot was als mijn hand, zo niet groter. Met een ijsje in de hand stapten we flink door tot aan de Skytree, wat ongeveer 3km wandelen was.  We hingen hier wat rond (het was niet onze bedoeling om overdag naar boven te gaan, en Jeroen en ik zien het eigenlijk ook niet zitten om 30 euro te betalen om even een mooi uitzicht te zien.) en vertrokken toen te voet naar de grote bekende tempel van Asakusa. Met onze blik op oneindig, onze voeten die automatisch bewogen en de zon die op onze hoofden schroeiden wandelden we voort, tot we plots op de stoep een beetje verder een vrouw zagen die enthousiast naar ons gebaarde. Ik dacht eerst dat ze gewoon blij was om een buitenlander te zien en wat aan ons wilde vragen, en het bleek dat ik zowel bijzonder dicht als ver van de waarheid zat. Toen we dichter kwamen zag ik ook de oudere man bij haar staan, en samen boden ze ons vriendelijk aan om ons een gratis rondleiding te geven in de boeddhistische tempel op de tweede verdieping van het gebouw waar ze voor stonden.

Wetende dat veel Japanners gewoon zo vriendelijk zijn en ze het misschien jammer vonden dat er nooit bezoekers komen omdat niemand weet dat er een tempel ligt op de 2e verdieping, en overtuigd door hun meermaals herhalen dat het gratis was, volgde ik hen naar binnen, en de jongens volgden. Ik hoorde Lars luidop uitgesproken bedenking dat het een scam was niet, maar aangezien ik erg goedgelovig ben had ik hem waarschijnlijk toch niet gehoord.

Het vreemde duo pakten haastig hun spullen bijeen (ze hadden buiten in de hitte zitten wachten als geduldige spinnen om iemand mee in hun web te trekken) en gingen ze ons voor naar binnen. Het zag eruit als een standaard Japans openbaar gebouw, een gemeentecentrum of dergelijke, en terwijl ze een kort gesprek met ons voerden (jullie kunnen een beetje Japans, zijn jullie hier al geweest...) leidden ze ons de trappen omhoog. We maakten gespannen wat grapjes onder ons dat we zouden neergestoken worden. De man en de vrouw deden bijzonder gehaast en ik vond het vreemd dat ze beiden meekwamen om ons een tempel te laten zien. We gingen een grote ruimte binnen die inderdaad was ingericht als prachtige tempel, met een mooi versierd altaar, tatami-matten, en gouden versieringen aan het plafond. Ik was even opgelucht en negeerde de twee, die als kippen zonder kop rondliepen om de ventilators naar de stoeltjes te richten en ons aanmaanden om te zitten.

Ik had pas echt door dat ze ons geen gewone rondleiding gaven toen we op die 4 kleine stoeltjes op een rijtje voor het altaar werden gezet en ze vragen begonnen te stellen zoals ’zijn jullie gelovig’ en de vrouw, denkende dat ik al jaren Japans studeer (en geloof me, ik heb meermaals gezegd dat ik een eerstejaarsstudent ben) in het Japans aan een stuk door begon te ratelen en me geen pauze gaf om aan de jongens een beetje te vertalen wat ik had begrepen. We kregen van die boeddhistische paternosters in onze handen geduwd en voor we het wisten zaten we de ’Nam myou ho renge kyou’ mantra te citeren en te doen alsof we bidden uit beleefdheid, omdat we niet meteen durfden zeggen dat we gewoon wat foto’s wilden trekken en weer doorgaan. En die beleefdheid was mijn fout. De vrouw ratelde aan een stuk door over tempels en hoeveel gelovigen er waren in Europa, over hoe het lichaam en alles om ons heen bestaat uit 5 elementen en over hoe het niet erg was dat we de betekenis van de dingen die gebeurden (zoals die mantra opzeggen) niet begrepen omdat ze een goed effect op ons hadden. Toen ze begon over dat het geen toeval was dat wij die dag op dat moment voorbij hadden gelopen wilde ik ineens heel graag weg en ik wachtte tot ze een seconde naar adem zou happen om te zeggen dat we door wilden. Maar ze besefte heel goed dat ze ons tegen onze wil daar hield en toen terwijl de man in het Engels tegen Ricardo en Lars bezig was bleef ze in het Japans ’uitleg’ geven over het geloof. Ik had pas laat door dat ze ons wilden bekeren in die tempel, op dat eigenste moment. Met hand en tand, aan de hand van foto’s en flyers, met een heuse waterval aan uitleg waarvan ik maar bijzonder weinig verstond leek ze uiteindelijk half de toestemming te vragen of ze ons mocht bekeren en ik had de woorden die we moesten uitspreken al in mijn handen. Als ik had gezwegen op dat moment waren wij nu de meest ongelovige, onwetende boeddhisten die op dit moment op de aarde rondliepen. Maar ik onderbrak de vrouw met de moed die ik tot op dat moment had verzameld om in mijn beste, zenuwachtigste Japans te zeggen dat we eigenlijk echt ergens naar toe moesten en echt moesten gaan nu, met wat vluchtige bedankjes voor de ’interessante uitleg’.

Het grappigste of meest geschifte deel vaan haar spraakwaterval moest nog komen, en ik wist niet of ik moest lachen of rennen toen ze me verzekerde dat het niet erg was. Het kwaad zat namelijk nog in mij en probeerde me van hen weg te trekken. In het Japans bedankend en in het Nederlands zeggend aan de jongens dat ze richting de deur moesten beginnen wandelen verlieten we haastig de ruimte.

We waren er allemaal echt niet goed van dat we zo’n bizarre gebeurtenis hadden meegemaakt en na wat te hebben rondgekeken bij de tempel en de souvenirwinkeltjes keerden we naar huis terug. Mijn heup voelde alsof ik een marathon had gelopen. Thuis vielen we in slaap, behalve Jeroen die zich bezig hield tot hij ons kwam wekken om te gaan eten. Na het eten gingen de jongens nog even naar Akihabara en probeerde ik te slapen. Maar als je heel graag wilt slapen, laten je hersenen je vaak niet. Dus heb ik onder de dreunende muziek van Wardruna maar wat gedacht aan mijn herexamens en werk en hoe ik vreselijk ga falen als ik terug ben in ons Belgenlandje. Want zo ben ik.

Vandaag regent het en we zijn nog aan het nadenken wat we gaan doen.

Aricia


1 opmerking:

  1. Jaja ze gaan soms ver,vooral wanneer ze denken greep op je te hebben en wordt er geprofiteerd van je beleefdheid. Dit is één van de redenen waarom ik graag in mijn Limburg ben.nog vele grtjs en een leuk avontuur XX

    BeantwoordenVerwijderen